't Veer nam op 24 augustus afscheid van zijn stichtend directeur. Tijd voor een afscheidsinterview. Journalist Karel Cambien zocht Herman op.
Herman Wenes bij zijn afscheid van ’t Veer
"Het ondernemersbeestje in mij zal blijven woekeren.”
Op 24 augustus nam ’t Veer op een academische zitting afscheid van Herman Wenes. Een adieu langs de grote poort of, zoals ’t Veer het zelf noemt, een komma in een loopbaan. Boegbeeld en voortrekker, inspirator en motivator, visionair en jobverschaffer, CEO en duivel-doet-het-al: ‘der Herman’ was het 35 jaar lang allemaal bij ’t Veer dat uitgroeide tot zijn dagelijks met veel zorg gekoesterd kind. Tijd voor een afscheidsinterview. “De maatwerkbedrijven tillen eigen mensen en partnerbedrijven permanent op een hoger niveau.”
-Het begon allemaal met twee mensen uit de psychiatrie te halen. Vertel eens.
-Herman Wenes: Het waren er geen twee maar wel degelijk vijf.
-Maar uw verdienste toch?
-Herman Wenes: U moet dat in de juiste context zien. In de jaren zeventig werd voor het eerst het idee gelanceerd om een gesloten psychiatrische instelling om te vormen naar een open instelling. Bedoeling was om het taboe van de psychiatrie te doorbreken en reintegratie te bevorderen, een gevolg zeg maar van de jaren 60. Ere wie ere toekomt: de grote bezieler was dokter Margareta Van Essche, hoofdpsychiater. Zij is mijn grote leermeester geweest. Ik deed mijn eerste job bij haar en dat als sociaal assistent. Ik werkte er als jonge snaak alles bijeen tien jaar. Toen die denkpiste van een ‘open instelling’ naar boven kwam, kon ik me daar helemaal in vinden. Het goede contact met dokter Van Essche heeft geleid tot een stap verder. Van een beschutte woonvorm (tijdelijk zelfstandig wonen) naar een beschutte werkplaats (tijdelijk werken) leek me een logische stap. Dokter Van Essche stimuleerde ons in die richting. Eerst bij wijze van test, maar als snel bleek dat hier meer muziek in zat en dat leidde dus tot de oprichting van een bedrijf onder de noemer ’t Veer. Een naam met de nodige symboliek: mensen van de ene kant van de oever overzetten naar de andere kant, met een veerboot als het ware.
-Als u terugkijkt op bijna 35 jaar ’t Veer, wat zijn dan de drie belangrijkste stappen geweest in het hele verhaal? De mijlpalen zeg maar.
-Herman Wenes: De eerste mijlpaal was ongetwijfeld de verhuis van Rekkem (waar we in 1984 klein waren begonnen) naar Menen. We schrijven 1985 en de intercommunale WIER (nu bekend als WVI) hielp ons maar matig om een site te vinden. De doorbraak kwam van twee mensen van de Stad Menen en ik moet ze in het bijzonder dankbaar zijn: Fernand Dehaene (toenmalig burgemeester van Menen) en zijn gewezen schepen Herwijn Vandenbulcke. Tweede hoogtepunt was de oprichting van een eerste enclave bij Sadef in Gits. Dat wees op een grote openheid van de reguliere bedrijven tegenover onze sector. Bedrijven beseffen dat ze niet alleen een economische roeping maar even goed een sociale roeping hebben. Het bewijs was meteen ook geleverd dat mensen die bereid zijn en gestimuleerd worden om zich op te werken en te integreren meer aankunnen dan ze soms zelf vermoeden. Derde mijlpaal: het feit dat we erin geslaagd zijn om grotere opdrachten naar ons toe te halen, zoals bijvoorbeeld het grootscheepse recyclageprogramma met Recupel als onderaannemer voor Galloo. Dit soort contracten zorgt voor zekerheid inzake tewerkstelling maar ook voor stabiliteit.
Afstand tot de arbeidsmarkt? Welke afstand?
-Het gaat in de economie - reguliere of sociale, het doet er niet toe - altijd om mensen. Vandaag zijn er dat 700. Maar we vermoeden dat er nog een grote ‘unserved audience’ is. ’t Veer en andere maatwerkbedrijven zouden nog veel meer mensen aan de slag kunnen helpen. Wat is daar de struikelsteen?
-Herman Wenes: Bij ’t Veer hebben we altijd een brede invulling gegeven aan de notie ‘afstand tot de arbeidsmarkt’. Langdurig werklozen of buitenlanders konden evenzeer bij ons terecht. Wij zijn op dat vlak altijd een beetje avantgardistisch geweest. In het nieuwe maatwerkdecreet dat volgend jaar van toepassing wordt, is die notie ook opgenomen. Als we niet meer mensen kunnen aantrekken, heeft dat alleen te maken met het beleid van de overheid die, in ruil voor subsidies, contingentering oplegt. Noem het maar een budgettaire maatregel.
-Als je daar dieper over nadenkt, zou je kunnen zeggen dat de overheid een eerder asociaal beleid voert?
-Herman Wenes: Er is natuurlijk altijd een budgettaire bovengrens, dat is normaal. Wat ons betreft zou het altijd meer mogen zijn, dat wel. Het probleem hier is dat een beleid op federaal niveau (verantwoordelijk voor sociale zekerheid) niet altijd strookt met wat op regionaal niveau (verantwoordelijk voor tewerkstelling) wordt beslist. Afgezien daarvan hebben de West-Vlaamse maatwerkbedrijven altijd serieus betere tewerkstellingscijfers kunnen voorleggen dan de collega’s in de andere provincies. Dat mag ook eens gezegd worden.
-Er wordt altijd gesproken over mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Maar u heeft bemerkingen bij die uitdrukking?
-Herman Wenes: Jawel, want wie heeft een afstand tot de arbeidsmarkt? De persoon of de markt? Een gewone ondernemer start vanuit een gat in de markt, een sociale ondernemer vanuit een gat in de samenleving. Sociale en reguliere economie moeten hier eens goed over nadenken en alle schotten openzetten. Want markt en samenleving mogen elkaar niet tegenspreken.
‘Plus est en vous’
-Slaagt u er in om uw medewerkers te laten groeien in hun vak? Het plus est en vous- principe als het ware, en dat via opleiding of vorming? Of moet je het niveau waarop iedereen aan de slag is zonder meer aanvaarden?
-Herman Wenes: Je moet altijd de ambitie hebben om mensen sterker te maken. Dat is het uitgangspunt. ’t Veer heeft een batterij begeleiders die daar alles probeert aan te doen. We doen waar het kan aan interne doorstroming, zoals wij dat noemen. Iedereen heeft talenten, dus laten we die talenten ontdekken en ontwikkelen. Grosso modo denk ik dat 15 procent van ons personeel doorgroeit naar een intern hoger niveau. Er is maar een geheim aan: je moet geduld, oneindig veel geduld hebben. In de reguliere sector heeft men niet zoveel geduld, je moet meteen kunnen meedraaien.
-Enclaves zijn een mooi voorbeeld. Maar is de groeicapaciteit van enclaves niet beperkt? En legt de enclave werking geen hypotheek op je eigen tewerkstelling? Als die enclaves zo goed blijken te zijn, pikt de reguliere sector ze allicht zelf in, toch?
-Herman Wenes: U zegt daar iets. Wanneer zo’n kleine 30 procent van onze medewerkers via enclavewerking aan de slag zijn wil dat nog niet zeggen dat ze snel op de payroll van de reguliere bedrijven gaan. Deze bedrijven zien ook in dat ze dan zélf moeten instaan voor de begeleiding en dat is hun corebusiness niet. Laat het mij zo stellen: als dertig procent van onze medewerkers op de reguliere vloer staat en in hun ‘mindset’ een medewerker zijn van dat regulier bedrijf, zijn we dan niet geslaagd in de doorstroom ? Wat mij betreft wel. Ik ga nog een stukje verder: moeten de maatwerkbedrijven, voor een groot deel van hun populatie, zichzelf op termijn niet overbodig maken? Of meer genuanceerd: de expertise van de maatwerkbedrijven laten doorstromen naar de gewone bedrijven zou wel eens dé ideale springplank kunnen zijn voor een job in de reguliere sector.
Visie op termijn
-Moet de Raad van Bestuur van ’t Veer niet dringend herzien worden, in het licht van de regels inzake corporate governance?
-Herman Wenes: Laat het me algemeen stellen: elke Raad van Bestuur heeft nood aan een hybride samenstelling. Dat komt ongetwijfeld ten goede van elke organisatie. Raden van Bestuur moeten dit goed bewaken om ‘inteelt en verzuring’ te voorkomen. Ik ben dankbaar dat de Raad van Bestuur van ‘t Veer dit item serieus ter harte neemt. Anderzijds moet ik ook zeggen dat ik van de Raad van Bestuur altijd alle kansen heb gekregen om de organisatie op een hoger niveau te tillen. Ik heb ook veel mogen leren, zeker ook op financieel, technisch en operationeel vlak. Weet dat ik van opleiding ‘maar’ maatschappelijk werker ben en dat dergelijke thema’s daar niet aan bod komen. Het leiden en organiseren zat wel in de opleiding. De relatie tussen management en een Raad van Bestuur is niet altijd even evident, iedereen weet dat. Als je eens een jaar verlies inschrijft, was er in ons geval echter niet meteen paniek maar bleef het vertrouwen behouden. Misschien is dat de reden waarom we zo weinig ‘verliesjaren’ gekend hebben. Vertrouwen, daar komt het op aan.
-Je kan als toeleverancier van de reguliere markt niet alles doen? Welke keuzes heeft ’t Veer noodzakelijkerwijs moeten maken en waarom net deze?
-Herman Wenes: Ons pallet aan activiteiten is altijd vrij breed geweest. Alleen groenactiviteiten hebben we naast ons neergelegd omdat een ander maatwerkbedrijf in Menen dat al deed. Dat wilden we respecteren. We hadden ongetwijfeld nog meer diensten kunnen aanbieden, maar ook dat is niet gebeurd. Je kan ook niet alles doen. We hebben een poging gedaan met het Jukeboxmuseum, maar de waarheid verplicht me te zeggen dat dit geen succes is geweest. Ik begrijp het nog steeds niet waar het precies is fout gelopen. Maar tot daar.
-Hoe ver kan je als toeleverancier gaan inzake professionalisering. Is de capaciteit om te professionaliseren niet eerder beperkt?
-Herman Wenes: De grote omwenteling van de toekomst is tweeërlei: meer digitalisering en meer technologie. Om tegen die achtergrond werk ‘werkbaar’ te maken, zullen we meer dan ooit moeten inzetten op begeleiding enerzijds en automatisering anderzijds. Om het met de termen van Karl Marx te zeggen: we moeten er blijven over waken dat de mensen niet vervreemden van het product dat ze maken. Nota bene, in een ver, ver verleden was ik ooit een marxist. Gelukkig is dat nu echt verleden tijd (lacht).
Vroeger beter?
-Wie zijn de grootste concurrenten van maatwerkbedrijven en zorgen ze voor marktverstoring of, slechter nog, oneerlijke concurrentie?
-Herman Wenes: Ik heb het altijd moeilijk gehad met de gevangenissen, voor wie andere spelregels gelden. Ze bieden werk aan zonder dat daar concreet loon moet worden voor betaald. Ik vind dat niet kunnen. Zolang de economie boomt dragen we daar niet meteen de gevolgen van. Maar wat als het conjunctureel minder zal gaan?
-Anderzijds: maatwerkbedrijven worden ook volop gesteund en gesubsidieerd door de overheid. Daar kan u toch niet tegen zijn?
-Herman Wenes: Ja, maar met een rem op: 40 procent. Ik vind dat een eerlijk systeem omdat het voor een goed evenwicht zorgt tussen kosten en baten. Mensen die werken dragen bij aan het systeem en op die manier kost werken in een maatwerkbedrijf geen geld aan de overheid. Er is echt een ‘return on investment’ en ik heb het dan enkel nog maar over de financiële kant van de zaak.
-Als je de sector bekijkt, kan men zich van één indruk niet ontdoen: de overheid predikt vooral een ‘stop en go’-politiek. Het is moeilijk een echte constante te onderkennen, toch?
-Herman Wenes: Na 34 jaar kan ik niet anders dan vaststellen dat alles permanent veranderde: de administratie, de procedures, alles. Dat maakte de zaken er niet gemakkelijker op. Soms vraagt een mens zich af: waarom moet alles zoveel meer gecompliceerd worden ?
-Kan je de rol van de overheden vergelijken met wat er aan de andere kant van de grens, in het nabije Frankrijk gebeurt? Kunnen we van het Franse voorbeeld iets leren?
-Herman Wenes: Niet bepaald, vind ik. In België kennen we bijvoorbeeld het systeem van economische werkloosheid. In de buurlanden, ook in Nederland en Duitsland, kennen ze zoveel flexibiliteit niet. En wat Frankrijk betreft kan ik alleen maar vaststellen dat de markt daar systematisch afgeschermd wordt. Chauvinisme, heet dan zeker? Terwijl we gezien onze ligging, veel te bieden hebben.
Afscheid in schoonheid
-U zet nu een komma in uw loopbaan. Herman Wenes die stil zit, dat zal wel nooit lukken zeker?
-Herman Wenes: Toch wel, maar dan voor drie tot vier weken. Dan moet het weer bewegen. Als de gezondheid mee wil zal het ondernemersbeestje in mij zeker blijven woekeren.
-U zal ongetwijfeld ’t Veer blijven volgen? Van op afstand of als een schoonmoeder?
-Herman Wenes: Er is een tijd van komen en één van gaan. Mijn verhaal in ’t Veer is geschreven. Het kind is volwassen geworden en kan zijn eigen richting en koers volgen. Wat de ‘sector’ van de sociale economie betreft wil ik graag nog ondersteuning bieden of advies geven waar het kan.
-Wat is de best mogelijke raad die u wil meegeven aan uw opvolger Gunther Bamelis.
-Herman Wenes: Gunther is mijn eigen keuze geweest voor mijn opvolging. De Raad van Bestuur heeft mij daarin gevolgd en ik ben hen daar dankbaar voor. ’t Veer heeft zijn competenties nodig. Als Gunther raad nodig heeft zal hij deze wel komen vragen.
-Wat zijn uw mooiste anekdotes of momenten geweest bij ’t Veer? Je mag er drie noemen.
-Herman Wenes: Eén: het bereiken van de kaap van 100 medewerkers op een korte termijn. Dat was van enorm groot belang in verband met het versterken van de omkadering en het realiseren van een nieuwbouw. Het was ook een noodzaak omdat er een soort moratorium zat aan te komen op vlak van erkenning van beschutte werkplaatsen. Dat gebeurde toen op de valreep, net zoals met de Rode Duivels tegen Japan. Twee: de kans die we kregen om dankzij collega maatwerkbedrijf Mariasteen een confectie-afdeling op te richten, en dat in weerwil van de afbouw van confectie overal ten lande. Drie: de appreciatie voor ons werk, zoals tal van awards bewezen, waaronder de verkiezing tot 'krak' van Menen.
-Hoe zit het met uw droom om een drone bedrijf van de grond te helpen?
-Herman Wenes: Dit is een lichtjes uit de hand gelopen hobby. De komende maanden zal ik tijd hebben om daarover eens na te denken
-Naar wat zal het grootste deel van uw vrije tijd nu gaan?
-Herman Wenes: Geen twijfel mogelijk: naar ondernemen en nieuwe horizonten ontdekken.
(Karel Cambien)